Geschiedenis

Geschiedenis

Een woord vooraf

Deze beschrijving van de geschiedenis is opgenomen in het jubileumboek ‘De Vijfklank’ dat ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de fanfare aan de fanfare is aangeboden. De heer Sjeng Bruls heeft toentertijd de archieven van onze fanfare doorgespit, wat heeft geresulteerd in deze uitgebreide beschrijving. Deze beschrijving is aangevuld met een overzicht van de gebeurtenissen van de laatste jaren.

1892 … Een fanfare wordt geboren

In het boek “Beschrijving van het hertogdom Limburg” van G. M. Poel! uit 1851 staat over ons dorp het volgende vermeld:

“Wijnantsraede, hetwelk met de gehuchten Zwier of Zweyer, Vink, Aalbeek en Brommelen eene gemeente uitmaakt en eene oppervlakte van 782 bund. beslaat,waaronder bijna 767 bund. belastbaar landt; telt 85 huizen met 473 inwoners, die in den landbouw hun bestaan vinden. Ook heeft men er 2 brouwerijen en 1 korenmolen.”

Aan het eind van de 19e eeuw was er waarschijnlijk niet veel veranderd. Het dorp met uitlopers naar Swier, Laar en de Vink, lag rond een grote kasteelhoeve, annex klooster, met daarnaast een mooi oud kerkje. Het lag er vredig, met goede verbindingen richting Maastricht, Heerlen, Geleen en Sittard. Naast landbouwers woonden er handelaren, verkooplieden, ambachtsmensen en caféhouders.

Ook toen al trok de Sacramentsprocessie (de Bronk) van onze dorpskerk naar Swier en vice versa, een hele lange en moeilijke weg, zeker als men in acht neemt dat de zomers warm waren en kiezel- en grindwegen erg stoffig. In zo’n processie liep in die tijd bijna iedereen mee. De enige muzikale inbreng uit onze eigen gemeenschap was het kerkelijk zangkoor, destijds weide-zangkoor genoemd en opgericht op 1 mei 1863.

Bij deze vocale muziek miste men de instrumentale processie-marsmuziek. Om dit gemis op te vangen werd vaak een beroep gedaan op muziekgezelschappen uit de omgeving, zoals Harmonie St. Cecilia uit Hoensbroek. Voor deze verenigingen was het uiteraard een hele opoffering en de beloning bestond meestal enkel uit een paar consumpties en een hapje eten. Soms deed de burgemeester of de pastoor een bijdrage in de kas.

Maar met de processie van 1892 was duidelijk iets misgegaan; het muziekkorps was namelijk niet verschenen. Wijnandsrade was in rep en roer. Het kerkelijk zangkoor probeerde tussen de rustaltaren nog wat te zingen, maar aangezien de geëigende muziek ontbrak, was dit niet zo in de smaak gevallen. Na de processie liep men samen met burgemeester Louis Drummen naar café Erens aan de vijver waar de discussies werden voortgezet.

Daar in het café bij een borrel werd op kermiszondag 1892 beslist om zelf een fanfare op te richten om niet meer afhankelijk te zijn van andere korpsen, want het werd niet alleen voor de processie, maar ook voor andere gelegenheden steeds moeilijker muziekkorpsen uit de omgeving bereid te vinden hun medewerking te verlenen. De mensen van het eerste uur waren: L. Drummen (burgemeester), H. L’Ortije (musicus), L. Damoiseaux, W. Steins en J. van Geul.

Binnen deze groep van oprichters werd de heer L’Ortije als dirigent aangewezen. Een eerste plan de campagne werd opgezet om aan instrumenten te komen. In de dagen daarna speelde er zich heel wat af in het dorp. De bewoners waren zeer verrast en enthousiast. Van meet af aan toonden velen belangstelling om lid te worden en op de eerstvolgende bijeenkomst werd op geleende instrumenten proef gespeeld. De meeste aspirant-musici stelden voor zelf hun instrument te bekostigen en voor de rest stelde de familie Drummen zich garant. Tijdens de bijeenkomsten daarna werden de vijf oprichters als bestuursleden aangewezen met de heer Louis Drummen als voorlopige voorzitter. De oprichting was een feit: de fanfare was geboren.

Rond de eeuwwisseling

Als burgemeester was de heer Louis Drummen uiteraard een van de notabelen van Wijnandsrade. Voor de pas opgerichte fanfare had dit aanvankelijk alleen maar voordelen. Hij was het immers die de eerste instrumenten betaalde. De familie Drummen was niet alleen financieel goed bedeeld, maar had daarbij ook nog hart voor het muziek- en verenigingsleven. Kort na de oprichting traden de zonen Frans en Hubert Drummen tot de fanfare toe. Toen de zaken goed begonnen te lopen werd zoon Frans tot president (voorzitter) benoemd en werd Hubert in navolging van zijn vader de grote financiële weldoener.

Zo liep de 19e eeuw ten einde. Er werd flink gerepeteerd; de fanfare begon zich muzikaal te ontwikkelen en zorgde voor de gebruikelijke opluisteringen van processie en kindercommunie. Een enkele keer werd al geprobeerd een eenvoudig concert uit te voeren. Elk jaar werden de nodige verbeteringen aangebracht. Tussen de fanfare en de gemeenschap van Wijnandsrade groeide een sterke band. Na de moeilijke aanloopperiode begon rond de eeuwwisseling de fanfare op een echt muziekkorps te lijken.

Eerste proeven van bekwaamheid

In 1910 nam de fanfare met ongeveer 25 leden voor de eerste keer deel aan een concours en wel in Helmond, waar men een mooie 1e prijs behaalde onder leiding van dirigent L’Ortije. Van vreugde waren muzikanten en dorpsbewoners niet te rammen; de fanfareleden werden door het dorp gedragen. Twee jaar later was het weer raak. In Zaltbommel was de 1 e prijs weer voor Wijnandsrade. Daarna werd het enkele jaren rustig. De vreugde en de gemoedelijkheid van alledag moesten plaats maken voor de zorgwekkende gebeurtenissen rondom Wereldoorlog 1.

Tussen de twee Wereldoorlogen

Gelukkig vielen de gevolgen van het oorlogsgebeuren voor ons dorp nogal mee. Door de ontwikkeling van de mijnindustrie waren groei en verbetering waar te nemen. Ook muzikaal was er weer vooruitgang te bespeuren, waardoor bestuur en leden het aandurfden aan meerdere concoursen deel te nemen.

Het eerste grote muziekfestival in Wijnandsrade zelf werd gehouden in 1926 op de berg van het kasteel van de paters Conventuelen. Jammer genoeg was de regen enigszins spelbreker. Tijdens dit muziekgebeuren werd het eerste drapeau aan de fanfare aangeboden door de milde gever zelf, Sjang (Johannes) Drummen. Opmerkelijk hierbij was dat, op uitdrukkelijke wens van de heer Drummen, niet Caecilia maar Johannes op het drapeau stond afgebeeld. Blijkbaar heeft men daar niet zo zwaar aan getild, want na 1926 liep de fanfare zeer trots achter dit drapeau aan. Jammer genoeg is dit degelijke en sierlijke drapeau, waarop ook de gemeentenaam stond vermeld, later als vod afgedaan.

Omdat de vereniging in de jaren daarna financieel wat meer armslag kreeg, werd in 1930 tot de aankoop van petten besloten. Van kostuums was in die tijd nog geen sprake. Na wat passen en meten konden de hoofddeksels tijdens de processie op kermiszondag aan den volke getoond worden.

De jaren 30 braken aan. Het politieke klimaat bij onze oosterburen en de grote werkloosheid in eigen land zorgden voor grote bezorgdheid en armoede. Binnen de fanfare werd matiging en bezonnenheid gepredikt om deze periode zonder al te veel kleerscheuren door te komen. Dirigent Harry L’Ortije had intussen, gezien zijn leeftijd, te kennen gegeven dat hij wilde terugtreden. In 1937 nam hij na een periode van 45 jaar afscheid. Een groot jubileumfeest viel hem ten deel.

Hij werd opgevolgd door zijn zoon Zef L’Ortije. Deze bruiste van energie en had direct allerhande nieuwe ideeën. Door zijn inzet vormde zich rondom hem een groep muzikanten die in de kerstnacht van 1937 voor het eerst in het dorp kerstliederen ten gehore bracht. Dat dit nu nog steeds gebeurt, is toch wel een bijzondere prestatie. Zef L’Ortije stond meer dan vijftig jaar voor dit ensemble en ontving onder andere hiervoor in 1987 de pauselijke onderscheiding “pro Ecclesia et Pontifice”.

De oorlogsjaren

Na de inval van de Duitsers wisten de dorpelingen eigenlijk niet goed wat ze met de nieuwe situatie aan moesten. Hoewel Wijnandsrade niet direct met vreselijke oorlogshandelingen geconfronteerd werd, zocht de dorpsgemeenschap steun bij elkaar en probeerde men er het beste van te maken. Gelukkig konden de gemobiliseerde mannen van ons dorp, na enkele weken in gevangenschap te hebben doorgebracht, huiswaarts keren. Uiteraard was het een hele aanpassing, ook voor de fanfare. Er werd in die tijd niet veel ondernomen en feestvieren was er al helemaal niet bij. Er werd gerepeteerd en afgewacht.

In 1941 werd de fanfare geconfronteerd met het overlijden van Louis Drummen sr., initiatiefnemer en oud-burgemeester van Wijnandsrade. Met veel eerbetoon en onder begeleiding van treurmuziek werd hij ten grave gedragen.

Door de cultuurstop in 1943 mocht er op geen enkele wijze muziek worden geproduceerd en ook alle andere culturele activiteiten waren verboden. Bij het spelen van de kerstliederen waren de Duitsers iets toleranter.

In de nacht van vrijdag 26 februari 1943 gooide een van de geallieerde bommenwerpers, na te zijn belaagd door Duitse jachtvliegtuigen, zijn bommen op een verkeerde plaats af en wel in de lengteas van Swier. Enkele zwaardere bommen werden echter boven Wijnandsrade gelost, waarbij er één insloeg in de kerktoren. Deze bom kwam echter niet tot ontploffing en bleef hangen in de kapconstructie. Er heerste in het dorp grote angst, omdat men niet wist op welk moment dit projectiel zou ontploffen. Dit gebeurde uiteindelijk op zondagmorgen 06.20 uur. De ravage en de schade waren enorm. Het hele torengedeelte en het overgrote deel van het dak werden totaal vernield. De kerkklokken waren uit de toren geslingerd en lagen rond de kerk. Mathieu Akkermans bedacht zich geen moment en deponeerde twee onbeschadigde klokken in de vijver, zodat Wijnandsrade ook nog na de oorlog over klokken zou beschikken. Het was dezelfde inwoner van ons dorp die enkele dagen eerder in de toren klom om de niet ontplofte bom te bekijken. Toen hij bij het projectiel aankwam, hoorde hij het uurwerk tikken, waarna hij bijna zijn nek brak om weer zo snel mogelijk beneden te komen. Op de dag van de ontploffing schreef de (over)moedige Mathieu op de derde stukgevallen klok: “Wie met klokken schiet, wint de oorlog niet”. Akkermans bleek een profetische blik te hebben. De wederopbouw van de kerk heeft nadien lang op zich laten wachten i.v.m. de hoge kosten en materiaal schaarste. Als vervangende kerkruimte werd een der grootste collegezalen in het klooster benut.

Na de bevrijding

Na jaren van spanning, angst en onzekerheid kwam in 1944 de bevrijding. Amerikaanse soldaten werden als helden binnengehaald en zij wisten vooral de jongeren zeer te imponeren. De bevrijding ging natuurlijk overal gepaard met grote feesten. Hier en daar hoorde je zelfs fanfaregeluiden. De instrumenten waren blijkbaar weer te voorschijn gehaald, nadat ze in 1943 na de cultuurstop veilig waren opgeborgen.

Dit was ook het moment waarop onze fanfare voorzichtig begon te herrijzen uit de rust en de stilte die haar was opgelegd. De eerste maanden was het moeilijk de zaak weer op gang te krijgen. Bestuursplaatsen waren opengevallen, enkele leden hadden zich teruggetrokken en dirigent Zef L’Ortije wilde afscheid nemen. De fanfare begon aan een wederopstanding. Bestuursleden werden aangetrokken, nieuwe leden gemotiveerd en een nieuwe dirigent (Harry L’Ortije uit Hulsberg) werd aangesteld. Voorts werd uit het nieuwgevormde bestuur de heer G. Mulkens als eerste naoorlogse voorzitter gekozen. In de naoorlogse jaren heeft onze fanfare een bijzondere rol gespeeld bij de activiteiten t.b. v. de wederopbouw van de verwoeste parochiekerk. Allerhande acties werden op touw gezet, uiteraard met de in die tijd zeer populaire weidefeesten en fancy-fairs, waarbij de fanfare niet alleen voor marsmuziek bij de rondgang door het dorp zorgde, maar ook voor concerten op de feestweide. Fanfare St.-Caecilia en de gemeenschap van Wijnandsrade wisten uiteindelijk het benodigde geld bij elkaar te sprokkelen, zodat bouwpastoor Deckers zijn taak – een vergroot en herbouwd kerkgebouw – in 1949 kon volbrengen. Aan de hand van deze acties, waarbij alles en iedereen werd gemobiliseerd, kan worden vastgesteld hoe een kleine gemeenschap groot kan zijn.

De jaren ’50 en ’60

In 1952 werd het 60-jarig jubileumfeest gevierd. Het was het eerste grote muziek gebeuren in ons dorp na de oorlog. De hele dorpsgemeenschap leefde er maanden naar toe. Bronkprocessie, vlagvertoon, marsmuziek, concerten en activiteiten op de feestweide maakten dit jubileum onvergetelijk. Tijdens de feestperiode overleed echter dirigent Harry L’Ortije. Vreugde en verdriet bleken weer eens dicht bij elkaar te liggen.

Na dit jubileumfeest begonnen zich donkere wolken boven de fanfare samen te pakken. De politiek liet sporen na, onderling geharrewar en gekonkel vertroebelden de sfeer; een grote groep leden en het complete bestuur bedankten zich en ook de dirigent gaf kennen te willen vertrekken. Kortom: het voortbestaan van de fanfare was duidelijk gevaar. Om dit te voorkomen en een betere communicatie en betrokkenheid naar de gemeente toe te bewerkstelligen, werd een beroep gedaan op de heer J. Vaessen (wethouder), om tijdelijk als voorzitter op te treden, totdat een nieuw te vormen bestuur een nieuwe voorzitter zou aanwijzen.

Met eindeloos geduld en volledige inzet van een aantal werkende bestuursleden opheffing uiteindelijk worden voorkomen. Eind 1955 waren er bij de nieuwe aanzet van de vereniging nog maar 16 leden over. Het voorzitterschap werd inmiddels uitgeoefend door Frans Driessen. Na de vele perikelen moest tijdens de eerste repetities vastgesteld worden dat de afgeslankte fanfare muzikaal weer van voren af aan moest beginnen. De kleine overgebleven groep was echter eensgezind en sloeg de handen in elkaar. De muzikale leiding was intussen in handen van dirigent Ruijters (1956-1960).

In 1957 werd de kapel “Rötsjer Jonge” opgericht. Nadat Karel Schreurs in 1955/1956 in het bestuur was gekomen en in 1957 secretaris werd, heeft hij in 1958 het voorzitterschap overgenomen. Naast de voorzitterswissel werd het jaar 1958 gekenmerkt door de bouw van een nieuw verenigingslokaal achter café L’Ortije. Onder de bezielende leiding van de nieuwe voorzitter werd na overleg met andere verenigingen in ons dorp, een comité opgericht om de bouw in goede banen te leiden. Na een bouwtijd van ongeveer 4 maanden kon op 18 oktober de feestelijke opening plaatsvinden.

Een nieuw decennium brak aan. Dirigent A. Siebert uit Puth-Schinnen nam de dirigeerstok over en met hem kwam er nieuw leven in de fanfare. In 1961 werden nieuwe uniformen aangeschaft en bij het 70-jarig jubileum kon een nieuw drapeau in ontvangst worden genomen. In de jaren daarna werd aan verschillende bondsconcoursen deelgenomen. Uit de toegekende prijzen kan afgeleid worden dat de fanfare uit een diep dal was teruggekomen. Het vele werk dat na 1955 was verzet, werd nu eindelijk beloond. In de periode 1964-1971, onder leiding van dirigent Muijtjens groeide het korps uit tot een bijna volledige bezetting. Niet alleen de kwantiteit, ook de kwaliteit nam sterk toe. Via concoursen in Gennep en Terwinselen promoveerde St.-Caecilia van uitmuntendheid naar de superieure afdeling; een geweldige prestatie voor bestuur en leden.

In 1968 werd de bouw van het nieuwe gemeenschapshuis in ons dorp voltooid. Door deze nieuwe locatie konden de verenigingen, onze fanfare niet in het minst, grootschalige festiviteiten ontplooien. De fanfare kreeg zodoende een nieuw onderkomen, een geluk overigens, want het vruchtgebruik van en de zeggenschap over de door onze zelf gebouwde zaal stond op het punt af te lopen.

Een jaar later werd St.-Caecilia benaderd met het verzoek medewerking te verlenen aan radio-opnamen voor de KRO. Dit was voor onze vereniging toch weer heel wat anders dan hier en daar concerteren. Met dit optreden kregen we immers de gelegenheid, via radio, ons in heel Nederland te laten beluisteren en onze fanfare en Wijnandsrade te promoten. De opnamen werden gemaakt en enkele maanden later konden we van onze eigen klanken genieten. De beslissing om mee te doen bleek juist te zijn geweest.

Het WMC (1970) te Kerkrade en zijn nasleep

De jaren zestig liepen intussen ten einde. In de wandelgangen hoorde men alweer geluiden over het volgende muzikale treffen: het Wereldmuziekconcours te Kerkrade in 1970. Men merkte dat er iets bijzonders stond te gebeuren. Ook werden voorzichtige uitspraken hoorbaar over nieuw instrumentarium. Men durfde er bijna niet aan te denken, gezien de enorme bedragen die hiermee gemoeid waren. Het bestuur liet zich echter niet afschrikken en zocht naar mogelijkheden. I.v.m. de nieuwe plannen werd in oktober 1969 het damescomité opgericht, dat in samenwerking met bestuur en erebestuur acties op touw zette om de aanschaf van nieuwe instrumenten mogelijk te maken. Door een ongelofelijke inzet van iedereen konden we reeds op eerste paasdag 1970 de nieuwe en gedeeltelijk omgebouwde instrumenten in ontvangst nemen.

Het WMC wierp intussen zijn schaduwen vooruit. Het werd kort dag, er moest flink worden gerepeteerd. iedereen merkte heel goed dat de nieuwe instrumenten de kwaliteit van de muziek enorm bevorderden. Klank en stemming waren beter dan voorheen en dit was dan ook voor de dirigent een sterke impuls en een enorme geruststelling. Met vertrouwen togen we naar Kerkrade en het resultaat was bevredigend. Onder leiding van dirigent Muijtjens behaalde de fanfare in de 1 e divisie 294 punten 1e prijs. De meesten waren dik tevreden. Trots keerden we huiswaarts, waar we feestelijk werden onthaald. Er waren echter ook mensen die minder content waren over de geleverde prestatie. Verschillende leden lieten dat duidelijk merken en voor het eerst sinds jaren was er sprake van grote onenigheid in de vereniging. Bestuursleden traden af, muzikanten zeiden de fanfare vaarwel en er werd over een dirigentenwissel gesproken. Pendel- en bemiddelingswerk waren noodzakelijk tussen de vele geledingen. In deze moeilijke periode werd de heer H. Wolters als nieuwe dirigent aangetrokken. Het jaar 1971 bleef echter moeilijk voor de fanfare. De sfeer was enigszins aangetast, maar aan het eind van dat jaar konden we samen beginnen aan de voorbereidingen van het 80-jarig bestaansfeest. Het rumoerige jaar 1971 lag gelukkig achter ons.

Betere tijden braken aan. Het jubileumfeest werd een succes, jubilarissen werden gehuldigd en er klonken progressievere geluiden. Men besloot deel te nemen aan het bondsconcours te Nieuwstadt in 1973. Dirigent Wolters was van mening dat de fanfare daar een goede beurt zou maken. Alles en iedereen werd gemobiliseerd. Het ging om alles of niets; wij wilden bewijzen dat we “superieur” waren. Noodzakelijk daarbij was dat het grote aantal jeugdleden een meer gedegen opleiding kreeg. Deze werd door de dirigent samenwerking met eigen muzikanten, zeer deskundig uitgevoerd. 1973 moest muzikaal het jaar van de waarheid worden. Het aantal repetities werd opgevoerd en langzamerhand hoorden we superieure klanken. Muzikale spanning en concourskoorts werden merkbaar. Op 23 september was het zover. Vol vertrouwen togen we naar Nieuwstadt. Het resultaat was enorm: fanfare St. Caecilia behaalde in superieure afdeling 325 punten, 1e prijs met lof der jury. Een ongekend succes; we hadden onszelf overtroffen. Met onze achterban werd gefeest. Tussen de hossende en feestende massa evalueerden we nog eens het bijna ongelofelijke groeiproces. Van een derde afdelingskorps in 1953 naar de absolute top in 1973. De fanfarefamilie was apetrots.

1974 werd een jaar van uitersten. Onze vereniging had zich een jaar eerder beschikbaar gesteld om een van de grote bondsconcoursen te organiseren. Na loting viel ons het eerste concours ten deel. De organisatie werd meteen ter hand genomen. Data en feestprogramma’s werden vastgesteld. Tijdens de voorbereidingen bereikte ons het droeve nieuws dat voorzitter en grote stimulator Karel Schreurs volkomen onverwachts was overleden. Totaal ontredderd en geschokt kwam de fanfaregemeenschap bij elkaar. Op 17 januari 1974 namen wij als fanfare voorgoed van hem afscheid; “The Last Post” en ” Ode an die Freunden” begeleidden hem. De fanfare moest echter verder. Met extra inspanning moest de laatste droom van de overleden voorzitter – het organiseren van het bondsconcours – verwezenlijkt worden.

De heer Huub Laeven sr. volgde intussen Karel Schreurs op. Tijdens twee weekenden in de maanden augustus en september werd het grote feest gehouden. Massa’s mensen, geweldige muzikale klanken, onvoorstelbaar veel werk, ongekende opbrengsten, kenmerkten dit hele gebeuren. Achteraf gezien maakte dit feest van onze fanfare weer een hechte eenheid en ook mag gesteld worden dat de financiële basis duidelijk was versterkt. Geld speelde natuurlijk ook bij onze vereniging altijd een belangrijke rol. De enorme groei vanaf 1955 vergde grote bedragen. Door de inzet van het damescomité, de vereniging van ereleden en door oudpapier- en verjaardagsacties heeft St.-Caecilia kunnen overleven.

Halverwege de jaren ’70 wilden we het iets rustiger aandoen. Stilzitten was er echter niet bij. Door deelname aan de KRO-muziekwedstrijd in de Oranjerie te Roermond, de uiteindelijke finale in het Turfschip te Breda en het organiseren van het monseigneur Ronken-toernooi voor jeugdige muzikanten, bleef de juiste geest in de vereniging.

De laatste jaren

Het 85-jarig jubileumfeest stond alweer voor de deur. Het leek er steeds meer op dat het organiseren van dit soort festiviteiten een routineklus begon te worden. De festiviteiten en huldigingen leverden dan ook geen grote verrassingen op, hoewel….

Tijdens de receptie in de feesttent werd plotseling hoog bezoek aangekondigd. De heer Houben, kabinetschef van de gouverneur van Limburg, was gearriveerd om, in opdracht van hogerhand, de fanfare te decoreren met het predicaat “Koninklijk erkend”. Deze onderscheiding was een hele eer. Wij mochten ons voortaan “Koninklijk erkende fanfare St.-Caecilia Wijnandsrade” noemen.

Een volgend WMC stond intussen alweer aan te komen. Na overleg met de dirigent besloot het bestuur aan dit bijzonder concours in 1978 deel te nemen. De leden werden ingelicht; ook zij waren enthousiast en daarmee was de beslissing definitief.

Vanaf het begin van dat jaar tot aan het WMC stond alles in het teken van de voorbereiding op het WMC te Kerkrade. De score van 325 punten met lof in Nieuwstadt schepte verplichtingen. Naar mate de dag van de uitvoering naderede, werd het aantal repetities opgevoerd. Men merkte heel goed het enthousiasme en de bezieling bij de leden. Het oude peil begon weer terug te komen en de verwachtingen waren hooggespannen.

Ons optreden in Kerkrade was grandioos. In de 1 e divisie behaalden we een 1e prijs met 327,5 punten, slechts een gering verschil met de wereldkampioen. Zeer voldaan en trots keerden we huiswaarts, waar we zoals gebruikelijk voortreffelijke wijze door de dorpsgemeenschap werden ontvangen.

Een jaar later nam dirigent Harry Wolters afscheid. Na wat speurwerk en advies van Wolters zelf volgde de heer Jo Joosten hem op. Zoals zo vaak na het bereiken van een hoogtepunt, was de periode omstreeks 1980 nogal moeilijk. Er ontstond onenigheid over allerlei zaken en enkele leden verlieten de fanfare. Intussen deed dirigent Joosten zijn uiterste best om goede te maken. De sfeer was enigszins vertroebeld, wat in 1982 leidde tot vervanging van Dirigent Joosten. Voor een korte periode was de heer Thissen dirigent en daarna werd hij opgevolgd door de heer Eijssen

Hoewel feestvieren de fanfare in het bloed zat -het 90-jarig jubileum op de Brommelerhof en de feesten rondom het 25-jarig bestaan van de Rötsjer Jonge in kasteel Wijnandsrade kunnen niet oh vermeld blijven- waren de sfeer en de onderlinge kameraadschap in deze jaren zeker niet optimaal. Daarbij kwam ook nog in 1983 het afscheid van voorzitter Hub Laeven sr. Hij sloot een zeer verdienstelijke periode af en werd benoemd tot erevoorzitter. Opgevolgd werd hij door interim-voorzitter Hub Wieken en vervolgens in 1986 door Wiel Wimmers.

De laatste jaren kenmerkten zich in hoofdzaak door het streven om in de vereniging weer alle posten goed bemand te krijgen. Hoewel het korps kwantitatief op sterkte was, beschikte het kwalitatief nog over te weinig inhoud. Desondanks wist dirigent Eijssen op het bondsconcours in Margraten in 1985 304,5 punten, 1 e prijs ere-afdeling te behalen en in 1989 een 1e prijs met 294 punten in dezelfde afdeling bij het Concours te Kerkrade.

Op weg naar het eeuwfeest

In die/deze moderne tijd heeft de fanfare het zeker niet gemakkelijk. In een tijdsbestek van nog geen tien jaar zeiden heel wat routiniers de fanfare vaarwel. Jonge, nieuwe krachten konden dit verlies muzikaal onmogelijk opvangen. Een geluk is echter wel dat de jeugdleden via scholing een snellere en meer uitgebreide muzikale opleiding hebben dan vroeger. Maar de tegenwoordige tijd maakt de binding met een vereniging vaak minder hecht, waardoor verloop en uitstroom groot zijn, wat het werk van dirigent en bestuur niet vergemakkelijkt.

Tegen het einde van het jaar 1990 dirigeerde de heer Eijssen met onze fanfare zijn laatste optreden en nam hij daarna eervol. afscheid. Zijn opvolger werd de heer Rouschop. Op één van de proefrepetities sprak hij lovende woorden over klank en inhoud van onze fanfare, die toen uit ongeveer 55 muzikanten bestond, veelal jeugdige leden.